Terwijl Amsterdam traditiegetrouw volloopt met dronken randdebielen vindt er in Paradiso het London Calling Queens Day festival plaats. In tegenstelling tot voorgaande jaren is er ditmaal geen buitenpodium, een verademing voor de muziekliefhebber die zich zo kan uitleven voor een kleinschalige anarchie in Amsterdam.
De editie begint al vroeg (4 uur) met The Stutters. De deels uit Nederland afkomstige band maakt simpel gezegd indie. Dit is voor mij typisch zo’n bandje waar ik niet lyrisch van wordt maar dat ik ook niet slecht vind. De heren lijken er in ieder geval echt plezier in te hebben wat het al fijner maakt om naar te kijken. De bas is erg creatief verwerkt, bij veel indie bands is deze moeilijk te horen maar hier is hij prominent aanwezig. Helaas is het geluid van de gitaar van de zanger wat slecht afgesteld wat zorgt voor een chaotische massa van geluid. Waarom de zanger links van het podium staat (vanuit het publiek gezien) blijft daarnaast voor mij een raadsel. Wordt dit net zo revolutionair als toen The Beatles hun drummer in het midden zetten? Ik denk het niet. Dus volgende keer gewoon die zanger in het midden zetten.
De tweede band van het festival is Silvery. In de hoop dat het een grap is blijf ik drie nummers staan, wachtend op de clou. Die kwam helaas niet.
Peggy Sue and the Pirates zijn twee dames die naar eigen zeggen antisoul maken. Ze begeleiden zichzelf met allerlei instrumenten waaronder een akoestische gitaar. De dames proberen vooral niet sexy te lijken met hun grote truien en mutsen (plus vintage Jurassic Park T-shirt). In het begin ben ik redelijk onder de indruk van de mooie zang en het creatieve gebruik van veel verschillende instrumenten maar na ongeveer drie nummers wordt het toch echt te eentonig: zelfde zang, zelfde gitaarspel. Kortom: leuk voor even maar zonder variatie blijft dit niet hangen.
Met drie matige acts achter de kiezen en een London Calling OOR cd die tot treurnis toe op repeat staat is de volgende tekst toch wel heel toepasselijk "the same record for the 16th time, exact same set you did the last time round, doesn't bother me we're in harmony". Kortom de sfeer is goed, nu de muziek nog. Dit lijkt meer dan goed te komen want om 19:00 uur staan Cheeky Cheeky and the Nosebleeds klaar om het feestje officieel te openen. De Cheeky’s maken vrolijke, straight forward, edgy nummers en werden eerder al door ons getipt als prospect voor 2008. Met opener Before We Sleep is er geen sprake van een trage start. De hooks knallen om de oren en de eerste pit van het festival is een feit. Deze energie weet de band vast te houden maar niet uit te bouwen, halverwege de set wordt Give Me Your Hand ingezet en schakelt de band definitief op naar de zesde versnelling. Oude demo’s als Fascinating en Grown Quite Fond of You vliegen om de oren en zorgen ervoor dat ook het publiek zich eindelijk helemaal laat gaan. De hele set is logisch opgebouwd en leeft eigenlijk vooral toe naar debuutsingle Slow Kids. Bij de opener besluiten twee uitzinnige fans om te crowdsurfen en vervolgens de videoclip van Slow Kids om het podium dunnetjes na te spelen (waarna een berg aanhangers volgt). Waarschijnlijk in november tijdens de reguliere editie op herhaling, zo niet dan hebben we in ieder geval de beelden van fabchannel nog.
Bettie Serveert is een van de twee Nederlandse bands van vandaag. Zo voelt de band zich echter niet. Ze genieten meer bekendheid in Amerika en voelen zich blijkbaar zo op hun plaats tussen alle Engelsen van vanavond dat ook zij zich in het Engels aankondigen. Na kort overleg besluiten ze toch in het Nederlands verder te gaan. Dit optreden zal echter niet veel bijdragen aan een grotere bekendheid in Nederland. Een band die het goed doet in Amerika zet je toch niet in Nederland op een Britpop-festival? Maar gelukkig zijn zij niet dubbel geprogrammeerd met een Britse band in de grote zaal. Want bij Scram C Baby (de andere Nederlandse band) kwam dus écht niemand kijken.
Eind 2005 was ¡Forward, Russia! uit Leeds één van de hoogtepunten van London Calling, de kenmerkende T-shirts en genummerde songtitels zorgde voor een onuitwisbare indruk. Maar het is toch voornamelijk de muziek die zo vreselijk herkenbaar is. Het krachtige samenspel tussen gitaar en drums gecombineerd met de emotievolle drijvende zang maken ¡Forward, Russia! een unieke act in het spectrum aan Britse bands. Dat ze naast het maken van muziek ook een goed gehoor voor andere bands hebben blijkt uit ’t feit dat gitarist Whiskas er een succesvolle label ‘Dance To The Radio’ op nahoudt, bekend van o.a. iLiKETRAiNS en The Pigeon Detectives. Met een nieuw album (Life Processes) op zak zijn ze klaar om vanavond weer een onvergetelijke indruk achter te laten. Tijdens opener Thirteen barsten de fans uit hun skinny jeans. Dit is pure rock waardoor je je moet laten meeslepen. Enige probleem? Je moet de nummers, vanwege hun verschillende hooks, wel kennen om je mee te laten slepen. Dit levert een grappig gezicht op, een selecte groep fans die uitbarsten van energie en de neutrale toeschouwer die steeds drie stappen achterloopt. Frontman Tom staat geen moment stil en brengt de boodschap met zijn kenmerkende stem als apostel van Jezus aan zijn volgelingen. Voor de echte fans (waarvan ondergetekende deel uitmaakt) is het tot de laatste seconde van Spanish Triangles genieten. Voor de nieuwkomers van deze Russische politieke partij is er eigenlijk geen middenweg: ze zullen óf resoluut voor óf resoluut tegen stemmen. Degene ndie het gemist hebben kunnen het binnenkort op fabchannel terug kijken.
The Courteeners zijn de ‘grote-belofte-band’ van de avond. Naast een working class attitude heeft de band uit Manchester ook net dat vermogen om die leuke popliedjes te maken. Net als The Buzzcocks. Of denk aan een kruising tussen Arctic Monkeys en Razorlight. Eigenlijk is het ook de meest Queensday-fähige band van de avond: de liedjes zijn niet te moeilijk, de teksten zijn niet te moeilijk, de band oogt sympathiek en het rockt lekker weg. Geen onzin, gewoon spelen. Het publiek neemt graag gebruik van deze kans om even makkelijk uit hun dak te gaan op nummers als Acrylic of Cavorting. Het debuutalbum St. Jude staat vol met dergelijke degelijke Britpopnummers, en met een beetje extra media-aandacht zou deze band het deze zomer ook erg goed kunnen doen in Nederland.
Nu Ipso Facto vorig weekend naliet om zich te manifesteren als New Wave sensatie is het vanavond de beurt aan Hatcham Social om dit recht te zetten. Met hun autistische c.q. ingetogen voorkomen weten ze van meet of aan de juiste sfeer te creëren. De nummers zijn dynamisch en zitten vreselijk goed in elkaar. Met dominante bas, heldere drums en zeer aangename zang is elk nummer een genot om naar te luisteren. Eigenlijk zou ik er niet te veel woorden aan willen wijden en een ieder verzoeken om de nummers gewoon te luisteren. So So Happy Making en singles Til The Dawn en How Soon Was Then? (knipoog naar The Smiths) zijn stuk voor stuk briljant. Een fijne afwisseling en een belofte voor de toekomst.
Young Knives hebben een nieuw album! Eind 2006 speelde de band tijdens London Calling nog in de kleine zaal, maar voor deze (halve) editie zijn ze tot de Grote Zaal gepromoveerd. Waar The Courteeners nog wel eens een potje zouden kunnen breken bij het grotere (of in ieder geval bij ‘groter’) publiek hier, zal dat voor de jonge messen er niet zo snel inzitten. Het trio ziet eruit als een stel bibliothecarissen en hoewel ze hun tweed imago voor een deel verworpen lijken te hebben, zijn het nog steeds drie knullige, Britse knaapjes. En daar zijn ze zich ook terdege bewust van: ze zijn niet dun en ze zijn niet echt knap en dat komt ook in de teksten naar voren. Maar de muziek is supercool. Het is net als Britse humor (nog een ingrediënt van de band); je moet er van houden. En er zijn genoeg liefhebbers, Paradiso is vanavond hun verzamelplaats. En (The) Young Knives is een wereldband.
Door: Kevin, Tom en Yoram
Foto's: Doug
Read more
Monday, 5 May 2008
God Save The Queen - London Calling Queens Day
Sunday, 4 May 2008
London Calling 2008 #1 zaterdag 26 april
De mensen die de laatste jaren London Calling aandoen weten dat het festival een ware titanenstrijd is. Meer dan 20 bands in twee dagen in twee oververhitte zalen (airconditioning zou geen slechte investering zijn). De zaterdag is een dag waarop je rond 15:00 uur opstaat, een biertje opent om de kater voor te zijn, vervolgens noodles, een burger of een pizza naar binnen werkt en langzaam richting Paradiso gaat. Vanavond staan er met bands als Late of the Pier, Johnny Foreigner, Pete and the Pirates en Video Nasties erg mooie namen, maar kunnen ze het waarmaken?
Het was nog niet eerder voorgekomen dat ik al voor de eerste band van de avond naar Paradiso ging maar voor Let’s Wrestle had ik het graag over. De entree belooft weinig: een supernerveuze bassist en een zanger/gitarist die zo uit Life With Louie lijkt weggelopen, een houthakkersoverhemd aan om het plaatje volledig te maken. En dat is logisch: de muziek hakt erin. Als na een paar nummers I Won’t Lie To You is afgelopen hoor ik iemand achter me spijkers met koppen slaan: “Ik vind het nu al vetter dan gister.” Maar het wordt nog vetter: tijdens afsluiter Let’s Wrestle trekken twee onverlaten hun shirt uit en duiken naar de grond om een potje te worstelen, zonder olie, dat dan weer wel. And then the crowd goes…
Pete and the Pirates dan, één van de grotere acts van het festival. Na eerder dit jaar langs wat kleine zaaltjes te hebben getourd moest nu de grote zaal gaan genieten van de verfrissende, lichte liedjes van dit vijftal uit Reading. Het beloofde feestje blijft echter achterwege. Ik kan er moeilijk een vinger op leggen maar het leek alsof het geluid niet goed stond afgesteld. Neem de intro van Bright Lights, iets waar ik naar uitkeek, die hoort keihard te knallen maar zelfs op cd klinkt het beter. In potentie een hele leuke band, live kunnen alle stukjes op z’n plaats vallen maar dat gebeurde nu zeker niet.
Dat het op London Calling vooral de bovenzaalbandjes zijn die het moeten doen is algemeen bekend. Van tevoren zeg ik nog tegen mijn buurman: "Dit kan wel eens de grootste verrassing worden van het weekend." In de voorbereiding op Cage the Elephant kom je langs de video van de single In One Ear. De steunpilaren van de band zijn gelijk duidelijk: heerlijke nummers met een lekkere flow en een fenomenale frontman. Live komt hier nog een stukje bij en gaat er nog een stukje af. Het haar is inmiddels wat korter, een zonnebril en een extra snufje enthousiasme zijn toegevoegd aan dit Amerikaanse recept. Kentucky zal voortaan naast z’n gefrituurde kip ook bekend staan om een bandje. Toegegeven: op het basloopje uit Free Love na blijft er weinig hangen van de nummers maar wat maakt het uit. Het is springen, hossen en zweten. De zanger doet mee in de pit en eindigt crowdsurfend bij de bar. Rock ’n roll zoals het hoort, gaan met die banaan.
De tweede band die de grote zaal mag veroveren is Get Cape. Wear Cape. Fly. GCWCF draait eigenlijk om Sam Duckworth bijgestaan door een drummer en een laptop. En hier gaat hij dan ook net als The Ting Tings de mist in. Waar The Ting Tings de computer af en toe achterwege laten lijkt Sam Duckworth hem bijna bij elk nummer nodig te hebben. Een paar nummers is het leuk die extra blazers maar uiteindelijk begon ik me er aan te ergeren. Niet alleen ziet het er lullig uit maar het geeft ook enorme beperkingen. Zo kan hij totaal niet inspelen op het publiek doordat hij telkens vastzit aan die computer die al op play staat en dus elk nummer precies net zolang duurt als op het album. Hierdoor klonk de muziek erg eentonig in tegenstelling tot op plaat waar de nummers een stuk experimenteler en diverser klinken. Dit alles is erg jammer als je bedenkt dat hij goed kan zingen en bewonderenswaardig gitaar kan spelen. Dus: volgende keer gewoon die blazers meenemen en misschien af en toe een elektrische gitaar pakken voor de variatie.
Direct daarna in de kleine zaal gaat One Night Only van start. One Night Only maakt Indie-pop wat eigenlijk al vanaf de eerste minuut te merken is: de handjes gaan moeiteloos in de lucht en de zanger, die wel wat weg heeft van Luke Pitchard (The Kooks) met zijn hemd en haar, verleidt de tienermeisjes met al zijn charmes. In het begin lijkt het wat rommelig allemaal maar dat slaat om na het nummer He’s There die we eerder al konden horen op de London Calling OOR CD. Hebben we hier te maken met de nieuwe Kooks alleen dan met keyboard? Misschien, maar waarschijnlijk niet: veel nummers hebben wel de mooie opbouw en het goed meezingbare refreintje, maar toch pakt het niet helemaal.
Joe Lean and the Jing Jang Jong zet, zonder moeite, de ketting van matige acts voort na het geweldige begin van de zaterdagavond. Joe Lean stond al eerder met The Pippetes in de bovenzaal van Paradiso, toen nog verscholen achter een drumstel. Nu staat hij op het podium en dat mag iedereen weten. Met zijn vreselijk strakke broek gaat hij de strijd aan met Johnny Bordeel als meest walgelijke frontman. Zijn bandje de ting tang tong jing jang twan zan ray-ban twins kunnen het leed helaas ook niet verzachten. Gezegd moet worden dat de band met Lucio Starts Fires, I Ain’t Sure en In Competition best aardige popnummers in huis heeft. Doordat ze echter met zoveel pretentieus geneuzel gebracht worden kan je niet anders dan ze uitkotsen. "Too much of nothing is not enough" zeiden wijze dames ooit.
In de bovenzaal staan inmiddels een zevental Schotten van Broken Records klaar om kwaliteit te brengen. Het gaat bij deze heren niet om hippe skinny jeans maar om muziek, iets waarvoor ik gekomen ben vanavond. De muziek ligt totaal niet in lijn met wat de LC-gangers gemiddeld voorgeschoteld krijgen. De waardering is er echter niet minder om, de muziek zweet van invloeden die in lijn liggen met de melancholische muziek van Jeff Buckley, Nick Cave en Neutral Milk Hotel en weet hierdoor een speciale sfeer te creëeren. Ogen dicht en genieten, even waan ik me in een oase van rust. Heerlijke muziek, rijk aangekleed maar nergens over the top. Een fijne verrassing!
The Rascals zijn als gevolg van een zijproject van de zanger ook één van de bekendere bands die Paradiso aandoen. Maar zoals wel meer bands in de grote zaal niet alle verwachtingen kunnen waarmaken, doen ook The Rascals dat niet. Er wordt absoluut genoten door de mannen maar ondanks dat ze een andere sound hebben dan de meeste bands is het allemaal iets te eentonig. Bijna elk nummer wordt 15 seconde voor het eind onderbroken door een korte stilte om vervolgens weer opgepakt te worden. De effecten vliegen je om de oren maar pakken je nooit, een uitschieter is niet te vinden. Het is zelfs zo erg dat ik, wanneer wordt aangekondigd dat er nog één nummer gespeeld gaat worden en blijkt dat dit weer niet Suspicious Wit is, bijna de zaal uitloop. Tegenvallertje.
Een van de meest veelbelovende namen speelde deze keer in de kleine zaal: Late of the Pier, een beetje in het vaarwater van Klaxons maken zij New Rave, Indie en Electro. Nadat de keyboards eindelijk goed aangesloten zijn kunnen de vier heren uit Castle Donnington beginnen. Vanaf de eerste minuut knalt het en dat is ook aan het publiek te merken: er wordt wild gesprongen en robot moves from 1984 zijn weer hip. Halverwege de set zegt de zanger dat er wat rustiger aan moet worden gedaan, niemand geeft hier gehoor aan en tot het laatste nummer (Bathroom Gurgle) gaat iedereen uit zijn dak. Enige minpunt zijn de ondraaglijke zweetdampen. Naar mijn mening een van de beste optredens van de afgelopen London Calling!
Video Nasties was de band waar ik de vorige editie het meeste naar uitkeek. De hoge verwachtingen werden meer dan ingelost en een betere afsluiter van een festival kon ik me niet wensen. De kleine zaal werd kapot gespeeld en met dit optreden achter de rug waren ze verzekerd van een terugkeer naar Amsterdam. Ditmaal staan ze in de Grote Zaal, de muziek van Video Nasties is explosief, scherp en rauw: perfect voor de kleine zaal, te obscuur voor de grote (zo blijkt). De voorste rij met fans raakt in extase als ‘klassiekers’ Karl Blau en Devil ingezet worden (van de gelijknamige Karl Blau EP). De rest van het publiek lijkt het iets minder goed te begrijpen en staart stoïcijns voor zich uit. Ondanks een ijzersterke set waarin blijkt dat de band duidelijk gegroeid is qua stage performance weet de band niet weer het zelfde gevoel op te wekken. Daarvoor is de zaal te groot en een deel van het publiek te saai, hopelijk binnenkort solo in de bovenzaal gewoon weer als vanouds.
Johnny Foreigner werd eerder al getipt door ondergetekende op deze zelfde blog als the gig to see. Johnny Foreigner is geen soloartiest maar een trio uit Birmingham, geen folkmuziek maar pure punkrock die doet denken aan Sonic Youth in een samurai gevecht met Pavement. Debuut album Waited Up ‘til It Was Light lekte daags voor aanvang van het festival uit, een heerlijke amuse voor een koningsmaaltijd. De slopende werking van het festival begint zijn tol inmiddels te eisen maar een laatste adrenalinestoot schokt door mijn lichaam terwijl Johnny Foreigner het podium betreed. Vanaf begin tot eind speelt de band alsof er no tomorrow is, Champagne Girls, Sofacore, Cranes and Cranes and Cranes and Cranes (and Cranes) en Yes! You Talk To Fast worden met passie gebracht en ontvangen. Als blijkt dat de band op weg naar Paradiso hun paspoorts kwijt geraakt zijn waardoor ze het land niet meer uit kunnen, lijkt noch band noch publiek te treuren. Hopelijk vragen ze een Nederlands paspoort aan want ik weet niet of ik nog heel lang kan wachten op een vervolg optreden.
Als afsluiter is om kwart voor twee Friendly Fires geprogameerd, vorig jaar speelde zei ook al op dit festival alleen dan in de kleine zaal. Zelf beschrijven ze zich als PunkFunkRock, ik zou het liever electro-pop willen noemen, met veel percussie en herhalende refreintjes die maar niet uit je hoofd willen. De heren stralen een en al energie uit op het podium en lijken er ook erg van te genieten, net zoals het publiek dat er vrolijk op los danst. En zo werd Friendly Fires een mooie afsluiting van de avond, nog even genieten van de drie heren uit St Albans en het laatste zweet van je af dansen en dan vrolijk en met een goed gevoel naar huis!
Door: Camiel, Kevin en Tom
Read more